wv logo

 

 

 

 

inleiding

analyse

vormgeving

 

 


© Willighe Vanckenis - 2009

Willighe Vanckenis

Thou art translated

Willighe Vanckenis speelt met Shakespeares A Midsummer Night’s Dream

Analyse

De in elkaar gevlochten verhalen in A Midsummer Night’s Dream exploreren thema’s als liefde, vriendschap, ambigue
seksualiteit, sociale codes, gezag, zijn en schijn, en magie – ook het theater zelf is er voorwerp van analyse. In de context
van het Londense theaterwerk in Shakespeares tijd werd een grote diversiteit van thema’s een vanzelfsprekendheid: het
sociaal uiterst gevarieerde publiek werd in een kleine “pit” samengeduwd om niet alleen zijn verlangens en gevoelens
weerspiegeld te zien, maar ook maatschappelijke en politieke thema’s, die in verdichte vorm onder zijn neus verbeeld
werden.

In de overgang van een feodale maatschappij naar modernere staatssystemen, binnen de Engelse context, met een strikte
hiërarchie onder een koningin-godin, ontstond A Midsummer Night’s Dream. Rond 1600 bevond Engeland zich zowel
in crisis als in rust: crisis door de religieuze omwentelingen en de sociale herschikkingen, rust door de lange, strakke
regeerperiode van koningin Elisabeth. Het bleek dat de sociale status van een Engelsman binnen zijn leven regelmatig kon
verschuiven.
Shakespeares publiek kon zich bijgevolg makkelijk identificeren met de situaties in A Midsummer Night’s Dream, met als
centrale thematiek het verliezen en verschuiven van individuele identiteit.

Liefdesstorm

Het identiteitsverlies in Shakespeares komedies gebeurt omwille van de liefde, die er als uiterst irrationeel wordt beschouwd.
Identiteiten in A Midsummer Night’s Dream geraken echter niet écht verloren, maar worden door elkaar gemixt tot een
“storm”, waardoor “onderscheid” nauwelijks meer mogelijk is. Onder invloed van de liefde worden verschillen bijgevolg
weggevaagd. Door de gemonteerde compositie, de poëzie van de taal en het infuus van de magische elfenwereld in A
Midsummer Night’s Dream ontstaat een transcendente “liefdesstorm”, die alles en iedereen gelijk maakt. Het object van de
liefde wordt regelmatig verschoven, maar het energieniveau lijkt na elke verschuiving te stijgen, niet in het minst doordat de
verschuivingen zich gaan opstapelen.

Het schijnbare verlies van de eigen individualiteit, stuwt de gebeurtenissen in A Midsummer Night’s Dream voort, en dat
wordt in het bijzonder uitgedrukt in de locaties.

Locaties als uitdrukking van identiteit
Athene

Het kaderverhaal speelt zich af in Athene, een exotische plek met een vertrouwde Engelse structuur. Een helder gezag
dient er elegant om te gaan met een maatschappelijke verschuiving: de (feodale) wetten die van de ondergeschikte
onvoorwaardelijke gehoorzaamheid afdwingen, zijn uit de mode geraakt. Shakespeare suggereert hier een crisissituatie. Een
oorlog is net voorbij, maar het land is kapot. De seizoenen zijn verstoord, waardoor het land er verdronken bij ligt. Het volk
heeft het moeilijk.
Het hertogelijk gezag wil hoop creëren door een verzoenend liefdeshuwelijk met de vijand. De amazonekoningin
vertegenwoordigt een wereld van humane autoriteit en individuele keuze; de stad Athene staat voor bovenpersoonlijk,
gestructureerd gezag. De veroverde amazonenkoningin Hyppolita zegt niet veel, maar in haar reacties zien we hoe dit
huwelijk gebruikt wordt als public relations-stunt, hoe integer de gevoelens van hertog Theseus ook kunnen zijn.
Het volk kan wedstrijdgewijs meedoen: als het uitverkoren wordt om het feest op te luisteren, kan het zich voor de rest van
zijn leven van een inkomen verzekeren. Hoop voor individuen met initiatief: uiterst modern.
Maar de oude wetten, die het politiek gezag uiteindelijk nog steeds ondersteunen, zijn niet verdwenen. Een vader komt
het gezag over de huwelijkskeuze van zijn dochter opeisen. De rigide wet steunt hem: als ze niet gehoorzaamt, dreigt de
doodstraf, of het afzweren van mannen in een klooster. Dat beide straffen dezelfde gevoelswaarde hebben, suggereert het
belang en de kracht van de liefde.

A Midsummer Night’s Dreams Athene spiegelt ook onze wereld. Mensen leven in angst voor de toekomst, want de
oude structuren bewijzen meer en meer hun onaangepastheid voor problemen i.v.m. vergrijzing, klimaatverandering en
economisch-politieke onrust. In onze mediatieke wereld voelt men zich verder verplicht om zijn individualiteit doelgericht te
“shapen” naar de situatie: op het internet, en ook in het echt. Een van de grootste problemen is het groeiende onvermogen
om een direct contact met een ander te hebben, zonder een bewuste filter. Het is alsof de aandacht van de moderne mens
zich wel wil richten, maar slechts vanuit een veilig, wantrouwend jasje. De sociale status van een individu kan onder invloed
van virtuele groepen voortdurend gaan schuiven.
De groeiende populariteit van duidelijke, zuivere verhalen, hoe ironisch ze ook verbeeld worden, komt hieraan tegemoet. De
schizofrene spanning tussen de drang naar het creëren van een zo persoonlijk mogelijke individualiteit, en het zich inpassen
in een helder groepsbindend waardenapparaat, ligt aan de basis van hoe de huidige maatschappelijke crisis aangevoeld
wordt.

Het woud

Het volk ervaart Athene niet als een rustige plek om te werken aan een stuk voor de bruiloft. Te veel pottenkijkers. Net als de
wanhopige geliefden vluchten ze naar het woud – een donkere wereld, uit het bereik van het publieke oog.

Als ze daar arriveren, is het voor het publiek al duidelijk dat daar de kracht van de liefde (of de afwezigheid daarvan) directe
invloed heeft op de omgeving. De elfenvorsten hebben ruzie, en zijn de bron van de klimaatverstoring die de mensen parten
speelt. Dit is de wereld van het spel, waarin alles magisch mogelijk wordt, en een toverbloem het object van de liefde kan
verschuiven. Personages worden er gereduceerd tot een zintuiglijke kracht. Liefde is er allerminst romantisch: ze is duister,
zintuiglijk, irrationeel en sterk.

Zoals de amazonekoningin zich in het rigide Athene als een gevangen stukje wilde natuur een plaats noemt, zo steekt de
onveranderende identiteit van Bottom af tegen de irrationele nukken van de elfen en de minnaars. Al verschuift zijn fysieke
vorm van mens naar ezel, Bottom blijft “zichzelf”.

De elfen spelen de mensenwereld: al vormen ze de levengevende motor van onze wereld, ze laten zich leiden door
menselijke motieven. Grillig en veranderlijk. Hyperindividueel.

Transformatie

Je zou ook kunnen zeggen dat het woud de droom in gang duwt: het rijk van de vrije associatie tussen elementen uit de
realiteit, en de transformatie.

De magische bloem lijkt de geliefden te transformeren, maar eigenlijk doet ze dat niet. De richting van de liefdeskracht wordt
slechts verschoven. Het omgaan met deze verschuivingen creëert conflicten, die de intensiteit van die kracht versterken,
zodat agressieve gevoelens steeds uitgesprokener worden. Transformatie blijkt eigenlijk gewoon een tot het onhoudbare
uiterste opdrijven van het volume, door herhaling en verdichting van hetzelfde gedrag.

Titania en haar elfen vormen in het woud een groep op zichzelf. Ook hier worden de identiteiten herschikt: de elfen dienen
niet meer het opperste gezag – Oberon -, maar een mens-ezel. Zelf waren ze al een mix van mens en natuur: “Mot”,
“Mosterdzaad”, “Spinnenweb” en “Erwtenbloesem”. Maar ook hier zien we geen fundamentele verandering.

De handwerkslieden van hun kant transformeren de omgeving dadelijk: een grastapijt wordt een podium en een struik
een coulisse. Maar, in dit symbolische woud grijpt de irrationaliteit in in de handelingen van de groep. Zonder aanleiding
transformeert Bottom létterlijk: het is voor de handwerkslieden duidelijk geen “rol”. Ze rennen angstig weg, en Bottom heeft
niet eens door dat hij fysiek veranderd is.

Een acteur werkt altijd met transformatie, zelfs (of misschien zeker) als hij zich er bewust tegen afzet. Paradoxaal genoeg
is hij het meest geloofwaardig als het lijkt alsof hij niet getransformeerd is. Als materiaal voor zijn spel heeft hij slechts zijn
eigen lichaam, zijn eigen geest, en zijn eigen geschiedenis. Het publiek krijgt echter slechts een selectie uit die elementen te
zien, en ervaart bijgevolg allerminst een “ander”, een “rol”. Het is slechts de suggestie van een rol. Al kàn de acteur geloven
dat hij bevangen is door “iets anders”, dat de rol “overgenomen” heeft. In Bottom krijg je al deze facetten van het acteren
door elkaar: hij wordt zelf een beeld voor het transformatieproces – hij suggereert transformatie, en het effect ervan.

Transcendentie

Dat de stuwende kracht van het woud transcendent is, bewijst Quince’ uitroep: “We are haunted!” – “We zijn bezeten!”
Bezetenheid is sinds het ontstaan van het Griekse theater onlosmakelijk verbonden met de religieuze betekenis van het
drama. In het vroegste Griekse drama geraakte de acteur “bevangen” door de god Dionysus, die in dialoog trad met het
koor. Op komische wijze zien we hier een gelijksoortig soort “bevangenheid” van een god-acteur en zijn publiek.

Als de geliefden en Bottom ontwaken uit het woud, proberen ze betekenis te maken van de vage gevoelens. Ze zijn de
feiten vergeten, maar lijken veranderd. Ze zijn “getransformeerd”, maar woorden hebben ze hier niet voor. Het stamelen, het
zoeken naar het juiste woord, de elkaar tegensprekende redeneringen en contrasten in de speech van Bottom – ze drukken
uit dat de wéns naar formulering groot is. De slaagkans om uit te drukken wat de kracht van de transformatie met een mens
doet, is echter klein.

Zo wordt het irrationele woud meer dan een nachtmerrie: het blijkt een weg naar fysieke en psychische transformatie van de
hele mens, met als grootste effecten een gevoel van doelgerichtheid, vernieuwd enthousiasme, en vreugde.

Nu transformeert de omgeving.

Het theater

Wanneer in de laatste scène het theater zelf het decor wordt, is dat veelzeggend. Het podium en het publiek vormen de
versmelting van echt en onecht, van suggestie en realiteit. Hier worden de nieuwe identiteiten – de ingeoefende rollen van
de handwerkslieden - “getest”. Maar de dynamiek stopt niet: de “toneelspelers” treden regelmatig weer uit hun nieuwe rol,
aangespoord door het publiek. En wéér verliezen ze ook deze identiteit: de voorstelling moet zo geloofwaardig mogelijk
worden, en daarvoor gaan de spelers de dialoog met het publiek aan. Elke keer dat dat gebeurt hun rol verliezend.

De Atheense wet en de natuurwet blijken onder de vorm van het hertogelijk koppel, in evenwicht. Het gezag valt vanaf
nu samen met het publiek. Shakespeare suggereert door deze compositie dat de transformaties van de geliefden en de
handwerkslieden op een of andere manier parallel lopen met die van het Atheense gezag. De oude wet wordt definitief
afgeschaft, en een vruchtbare toekomst wordt vreugdevol ingezet. Mildheid en humor regeren, samen met kritische geest.

Bijzonder: hoewel de identiteiten van de geliefden en de handwerkslieden veranderd zijn, is er geen nieuwe orde gekomen.
Het wankelende Atheense gezag kreeg vanzelfsprekend een nieuwe stijl, een vernieuwd enthousiasme, en het werd vooral
geconsolideerd. Het verhaal is duidelijk: voor Shakespeare moet orde hiërarchisch en krachtig zijn, en gedragen door het
volk.

Beelden en betekenissen als suggestie van het transcendente

Shakespeares theatertekst suggereert niet alleen in zijn structuur, maar ook in de taal zelf het transcendente. Beeldspraak
en metrum worden effectief ingezet om een symbiose van natuur en cultuur, van lichaam en geest te suggereren. Uit een
analyse van de poëzie en het proza in A Midsummer Night’s Dream blijkt een zorgvuldig en complex weefsel van zowat alle
taalmiddelen die Shakespeare tot zijn beschikking had.

In het bijzonder valt ons op dat het pars pro toto – “een stukje van iets groters, als symbool voor dat grotere” – een van de
grote poëtische principes is waarop nagenoeg de hele A Midsummer Night’s Dream steunt. Dat blijkt ondermeer uit het
grote belang van de zintuigen waarmee de kracht van de liefdesstorm ervaren wordt. Shakespeares personages proberen
liefdeservaringen te analyseren naar de fysieke effecten die ze hebben, waarbij voor de overdracht van de liefdeskracht
vooral het “zien” van belang blijkt.

Verder volgen de iamben in de inhoudelijk relevantste verzen werkelijk de maat van het hart. De ritmische declamatie creëert
een fysieke, muzikale weg naar het onuitsprekelijke.

De situaties waarin de personages zich bevinden worden ten slotte gedragen door paradoxen: transformatie en stasis, haat
én liefde, aandacht én onverschilligheid. Net de paradoxen worden als reëel gevoeld, maar kennen geen bijzonder talig
vocabularium, afgezien van de analyse, die hen onvoldoende recht doet. Om het “ongrijpbare”, “onkenbare” tot uiting te
brengen, gebruikt Shakespeare dan toch suggestieve irrationele contrasten – oxymorons –, zie alleen al maar: “Pyramus en
Thisbe: een komisch treurspel”. Het zou de titel voor de hele voorstelling kunnen zijn.