wv logo

 

 

 

 

Productieploeg

De Toverberg tot hoofdstuk zes

Kreis und Linie: voedingsbodem voor Siebentes Kapitel

Onze bewerking van De Toverberg

 

 


© Willighe Vanckenis - 2017

Willighe Vanckenis

Oktober 2017

Siebentes Kapitel - Onze bewerking van De Toverberg

Aan het einde van het zesde hoofdstuk zit de doelloze, lethargische Hans Castorp midden in een sneeuwstorm. Hij heeft een visioen waarin hij een spelende mensheid ziet, op een strand aan de Middellandse Zee. Geliefden fluisteren in elkaars oor, jongeren buigen eerbiedig voor moeder en kind, men temt paarden en leert elkaar de boog spannen. De idyllische droom verandert in een nachtmerrie waarin twee heksen hem toesnauwen in het Duitse dialect van zijn jeugd, en een baby verscheuren. Bij het ontwaken ziet hij het in: "Omwille van goedheid en liefde zal men de dood geen meester maken over zijn gedachten." Deze overtuiging is in hem geplant door het contrasterende beeld van utopische menselijkheid en gruwelijke vernietigingsdrang. Maar zoals dat bij dromen gaat, is hij bij zijn terugkeer in de Berghof alles vergeten. Het zevende hoofdstuk behandelt de volgende vijf jaar van zijn verblijf op de Toverberg, waarin hij zich van zijn diepe inzicht bewust zal worden.

Het zevende hoofdstuk valt uit elkaar in twee delen. Zijn ervaringen met Pieter Peeperkorn leren hem zijn beperkende erotische liefde voor Klavdia Chauchat te transformeren in een liefde voor de mens in het algemeen. Daarna is hij klaar om zijn privé-geschiedenis, zijn jeugd, zijn identiteit als Duitser, de ideeën van zijn leermeesters, de ervaringen in de vertwijfelde jaren voor de oorlog te verbinden tot een echte persoonlijkheid. Daarbij is zijn ontdekking van de muziek belangrijk, als troostende spiegel van de herinnering. Castorp leert de dood zingend in de ogen te kijken.

Omdat we meenden dat de reductie van de hele roman tot haar grote verhaallijnen in een avondvullende voorstelling te oppervlakkig zou worden, kozen we ervoor slechts het laatste hoofdstuk te bewerken. Daarbij hebben we geprobeerd thema's die ons relevant leken voor vandaag meer in de verf te zetten. Als die thema’s meer aan bod kwamen in de vorige hoofdstukken, zochten we naar manieren om ze toch tot hun recht te laten komen. Dat was niet eens zo moeilijk, aangezien Mann de Toverberg heeft opgebouwd als een weefsel van elkaar voorspellende en herhalende leidmotieven, als een complex gedicht.

Honderden personages voor acht acteurs

Zo hebben we de honderden personages uit de roman gereduceerd tot de belangrijkste, en hun een grote symboolwaarde gegeven. Zeker de figuren van Emerentia, Wiedemann en Ellen Brand moeten de grote massa "volk" vertegenwoordigen, als tegenhangers van de uitgesproken "ideeën" die Settembrini, Naphta en Peeperkorn vertegenwoordigen. Het volk blijft een observator, dat de trends en de gevoeligheden van het moment absorbeert.

En het publiek kijkt mee, en herkent: een rusteloze zoektocht naar het modernste, een verlangen naar extreme emoties, een afkeer van verveling, een groeiende irritatie en verzuring, een groeiend vertrouwen in mensen zonder inhoud maar een sterke "persoonlijkheid", de toevlucht tot irrationele therapieën voor problemen die het individu niet meer kan overzien, de verleiding van terreur en martelaarschap. In De Toverberg lijkt het alsof de jaren voor de eerste wereldoorlog niet gevuld werden met een grote betrokkenheid op de groeiende internationale instabiliteit, maar met een bijna karikaturaal individualisme. Een humanist als Settembrini lijkt er in zijn versleten plunje te preken in de woestijn, terwijl de jeugdige, stervende tuberculosepatiënten zichzelf analyseren, en hun innerlijke leegte met extreme ervaringen proberen te dempen. Dit wereldbeeld maakt Siebentes Kapitel een spiegel voor een hedendaags publiek.

In de eerste hoofdstukken is dokter Behrens nog een belangrijke oordelende figuur, die voor Hans Castorp als mentor in de dood en de lichamelijkheid geldt. In het zevende hoofdstuk wordt zijn functie in Castorps leerproces kleiner. Wij versmelten hem met enkele nevenfiguren die de frustratie in de liefde op zijn smalst ervaren, en we maken hem vrouwelijk. De voorgaande hoofdstukken exploreerden al de aard van erotische aantrekkingskracht in het licht van het geslacht van de geliefde. In de lesbische, afgewezen dokter Behrens creëren we echo’s van enkele belangrijke vrouwelijke nevenpersonages uit het eerste gedeelte van de roman. De grenzen tussen liefde voor de mens, vriendschap en erotische aantrekkingskracht zijn in Castorps verhaal voortdurend diffuus, en in het zevende hoofdstuk is men qua geslachtelijkheid al wat gewend. Thomas Mann breekt een lans voor een open kijk op de "gender"-problematiek. In een hedendaagse bewerking kunnen we daar niet licht overheen gaan.

Een voortdurend filmend oog

Een evenwichtige verdeling van de geslachten in de bezetting brengt het verhaal dichter bij ons, vandaar dat ook dokter Krokowski vrouwelijk mag zijn. Zij brengt ook een ander eigentijds element in onze voorstelling. Mann besteedt in De Toverberg veel aandacht aan de invloed van het fotografische beeld: men gaat naar de stomme cinéma, en men maakt röntgenportretten van zijn binnenkant. De ontwikkeling van de foto gaat metaforisch werken: alsof Castorp "ontwikkelt", en steeds minder transparant wordt. De voortdurend filmende Krokowski die iedereen (psycho)analyseert toont ons de hedendaagse mens, die zich bewust is van een verdwijnende privacy, onder het oog van een oordelende camera, letterlijk of virtueel. Deze camera illustreert de omgekeerde beweging: de hedendaagse zucht naar transparantie, of het hedendaagse moe-makende gevoel dat men zich beter aanpast, want "men wordt gezien", of, vooral, de gewenning aan de aanwezigheid van een voortdurend filmend oog. Door zijn verhaal in een hermetisch afgesloten wereld te plaatsen, speelde Mann al met deze gedachte. Wij kunnen ze met een hedendaagse theatrale ingreep zichtbaar maken.

Tijdloosheid

Onze tijd heeft geen tijd. De te volle levens die ons voortdurend achter de verloren tijd laten aanhollen, uit schrik iets te missen, doen ons verlangen naar een tijdloos universum, waarin alles zich tot in het oneindige herhaalt, zodat de tijd lijkt stil te staan. Mann schreef zijn eigen roman als een experiment in het verliezen van de tijd – het zevende, laatste, hoofdstuk overspant vijf jaar, terwijl het eerste maar over enkele weken gaat. Meer nog, hij versnelt en vertraagt de verteltijd van de gebeurtenissen, brengt ons in verwarring door de seizoenen niet-chronologisch te laten ineenvloeien, en door te spelen met tijdsaanduidingen. In onze voorstelling gaan we het experiment aan om de verhouding tussen de tien deeltjes van het zevende hoofdstuk in lengte te respecteren, zodat de verwarrende, tijdloze tijd ook echt ervaren kan worden.

Observeren en vertellen

Mann heeft het als verteller in het zevende hoofdstuk ook steeds meer over de invloed van tijd op het vertellen. We kozen ervoor om sturende figuren als Settembrini en Krokowski, en in mindere mate Behrens en Naphta, de woorden van de verteller in de mond te leggen, vanachter hun "spreekstoelen" of de camera. In het bijzonder Settembrini past die handschoen goed. We merken dat hij in de laatste deeltjes van De Toverberg de kleur van de verteller krijgt, die de lezer ook steeds meer als een rechtstreekse verteller gaat aanspreken. Onze ingreep om na Joachim, Peeperkorn en Naphta ook Settembrini te laten sterven, maakt het mogelijk om de "schaduwen", waar de verteller zich toe rekent in het laatste deel, werkelijk als geesten van overledenen te tonen. Ze kunnen nog slechts observeren, maar niet langer ingrijpen. Zo komen ze dichter bij het publiek, dat al van in het begin een observator is.

Hans Castorp ontsnapt: zijn grootste transformatieproces is dat van observator naar betrokken deelnemer. We nemen aan dat dat groeiproces voor een mens een leven lang kan duren. In de sprookjeswereld van De Toverberg doet Castorp er zeven jaar over.