willighe vanckenis

 

 

 

 

oom wanja

 

 

decor © Willighe Vanckenis - 2009

Oom Wanja - Dramaturgische concepttekst

De ondertitel van Anton Tsjechovs Oom Wanja duidt op de naturalistische achtergrond van zijn productiegeschiedenis: “Scènes uit het leven op het platteland in vier bedrijven”. Tsjechov zelf noemde zijn stukken komedies, en streefde allerminst naar een zo hoog mogelijke graad van realisme. “In vier bedrijven” verwijst naar het expliciet “gecomponeerde” van zijn speeltekst. Van Tsjechov is bijvoorbeeld ook de uitspraak: “Als in het eerste bedrijf een geweer getoond wordt, moet in het derde een schot vallen.”

Het gebruik van Tsjechovs werk als gedroomd vehikel voor de vernieuwende, “realistische” Stanislawski-speelstijl uit de eerste helft van de twintigste eeuw, maakte stukken als Oom Wanja tot hedendaagse tragedies. Ze gaan over wachtende mensen, op wie de zinloosheid van het bestaan drukt. Tsjechovs personages gaan niet dood, maar worden veroordeeld tot verder leven. Willighe Vanckenis en Leren Ondernemen willen graag werken met Tsjechovs oorspronkelijke tekst, én aan het grote gat in plaats en tijd dat het Vlaanderen van 2008 daarvan scheidt.

Plot

Het verleden

In Oom Wanja bevinden we ons op een laat-19de-eeuwse Russische hereboerderij. Een rijke senator en zijn vrouw (Maria) kochten haar ooit om de erfenis van hun kleindochter (Sonja) te verzekeren. Daartoe verzaakte hun ongehuwde zoon (Ivan / Wanja) zijn erfenis, ten voordele van zijn zuster, zodat na haar dood het hele domein, met de pachtgelden van de boeren, aan zijn nichtje kon vallen. Ivans schoonbroer (Alexander), de zoon van een koster, had de mogelijkheden om zich aan de universiteit tot professor op te werken, financieel gesteund door zijn schoonfamilie, vooral door de opbrengsten van de boerderij. Tijdens zijn hele carrière onderhoudt de boerderij de carrière van de professor, zelfs wanneer zijn echtgenote, Ivans zuster, sterft.

Het nu

Aan het begin van het stuk is de professor met pensioen. Enkele jaren geleden is hij hertrouwd met een jonge, intelligente, mondaine muzikante (Jelena). Hij besluit terug op het landgoed te gaan wonen, waar hij zijn schoonmoeder, zijn schoonbroer Ivan en zijn nu volwassen dochter terugvindt. Het blijkt dat Sonja en Ivan het standsverschil met het personeel verloren zijn: iedereen werkt erg hard, en de intellectuele roots lijken in de dag en nacht doorploeterende Sonja verdwenen. Haar moeder heeft zich in de studie van “moderne” feministische pamfletten opgesloten.

Maandelijks komt er lucht in de conservatief doordraaiende boerderijwereld: het bezoek van de streekdokter (Michael). Deze man is een ecologist avant-la-lettre, die het betreurt dat de ontbossing voortschrijdt, maar de beschaving terugloopt. Rusland wordt armer, ongezonder en lelijker. Zijn idealisme paart hij aan een afwijzing van lethargie, maar ook aan drankzucht. Net als Ivan. Sonja is verliefd op de dokter, maar lijdt in stilte: hij ziet nauwelijks de vrouw in de hardwerkende jonge boerin. De jonge echtgenote van de professor brengt de mannen echter wél het hoofd op hol.

Wanneer de professor aankondigt dat het verkopen van de boerderij en klein gaan wonen qua rente meer zal opbrengen dan blijven slaven en de verantwoordelijkheid voor zoveel pachters blijven opnemen, start de tragedie: waarom hebben Wanja en Sonja vijfentwintig jaar lang gewérkt? Nadat de bom ontploft is, en de verborgen frustraties van alle personages zijn blootgelegd, vertrekken de professor en zijn vrouw. Hij zal terug in de stad gaan wonen, en de boerderij zal hem blijven financieren.

Thematiek

Stadsmens versus boer

Oom Wanja toont ons een wereld van routines, onuitgesproken gedragscodes en herhaling, gepaard aan een uitgesproken werkethos, gedragen door het geloof. De boer werkt, voor láter: voor zijn kinderen, voor als hij oud is, voor wat dan ook, maar nooit voor het nu.

In deze bezige bijt verschijnen twee vreemde eenden. De professor is vervreemd van zijn milieu; zijn jonge echtgenote heeft het boerenleven nooit gekend. De moderne, progressieve stadscultuur probeert bewust haar plek te vinden in het hart van het versteende platteland.

Tsjechov velt geen oordeel: het conflict zelf staat centraal.

Zwijgen

Een deel van deze cultuur is het “onuitgesprokene”: de boer praat niet, en filosofie over de dingen des levens is verdacht, want ze houdt het werk op. De nieuwkomers ontwrichten alles: en de lethargie treedt in. En dan wordt er gebabbeld en gebabbeld.

Het voorbijgaan

Nog een ander duidelijk thema is dat van het voorbijgaan. De oudere personages vragen zich af waarom ze vroeger de verkeerde keuzes maakten, en (door twijfel) ambities hebben zien sterven. De jonge personages berusten in hun lot. Tsjechovs humor ligt in de droge vaststelling van de zinloosheid van wat een mens doet – het lijkt alsof de personages én het publiek van de zwartste depressie gered worden door het inzicht in de absurditeit van het bestaan. Zo worden komedie en tragedie door elkaar gehusseld, oneindig ver weg van het melodrama.

Kunst

De professor heeft als vak “Kunst”, en wordt geassocieerd met naturalisme en realisme. De wereld van de analyse (psychologisch, sociologisch, politiek, artistiek) wordt in Oom Wanja ernstig op de korrel genomen. Maar haar tegenhanger heeft het ook moeilijk om zich als zinvol te verkopen: een irrationeel werkethos (harder werken voor minder geld), gefundeerd door een beloning in het hiernamaals. Deze thematiek komt tot uiting in het werkethos van de boer: hij werkt niet voor zichzelf, maar voor wat na hem komt. Hij werkt voor zijn kinderen, en bij gebrek daaraan: zomaar. Voor na zijn dood.

Dramaturgisch vertrekpunt: Vlaanderen in de jaren ‘50

De jaren ’50 vormden voor Vlaanderen de laatste historische periode die gestructureerd werd door een constant en helder wereldbeeld, door nagenoeg iedereen onderschreven. Ouders leefden hun kinderen voor hoe een leven diende ingevuld te worden, en die kinderen gleden naadloos in dat klare patroon. Vanaf de jaren ’60 wordt contestatie het sleutelwoord, en sterft stilaan het geloof in een groot verhaal voor iedereen.

Deze eenvoudige visie op een heel decennium is gekleurd door een Vlaamse bril uit 2009, wat precies onze jaren ’50-interpretatie van Tsjechovs stuk rechtvaardigt. Ook in Oom Wanja worstelen “moderne” mensen met een wereld die hen grotere verhalen en wetten oplegt. Het lijkt hoe langer hoe minder interessant om de hoe dan ook even gekleurde visie op het plattelandsleven van een vermoeid Rusland uit 1900 als uitvalsbasis te nemen voor een hedendaagse opvoering. Een radicale actualisering is ook uit den boze: voor Vlaanderen anno 2008 is de specifieke verstikkende natuur van een veralgemeend, eenduidig, helder mens(voor)beeld folklore geworden.

De specifieke handelingen, routines, gewoontes, do’s en don’ts uit de Vlaamse jaren ’50 worden echter nu nog gezíen, doorgetrokken, weerlegd en geromantiseerd. Het is de jeugd van onze ouders, van onze grootouders. Van mensen die deze wereld hebben geproefd, en weten dat hij nu is ingenomen door een wereld waarin iedereen verplicht zijn eigen voorbeelden moet kiezen, en zijn eigen verhaal moet maken. Het is de jeugd van die bevolkingsgroep die het over het algemeen op dit ogenblik het rijkst is. En die nu vrolijk de dogma’s en routines van toen van zich af schudt. Of niet volledig?

Andere dramaturgische pistes: Francis Bacon meets Fin-de-siècle

Niet alleen de zoektocht naar de specifieke routines, (gedrags)codes en verschijningsvormen van de Vlaamse jaren ’50 vinden een weerklank in onze productie. Er wordt ook gebruik gemaakt van het dramaturgisch materiaal dat een onderzoek van relevante kunsthistorische periodes aanbrengt. Het literaire realisme/naturalisme, het fin de siècle, het vroege symbolisme van de voorlaatste eeuwwisseling plaatst zich naast de esthetiek van einzelgängers uit de jaren ’50. Oude technieken naast moderne ook: schilderkunst (Francis Bacon) versus fotografie (Diane Arbus). Objectief versus subjectief: ikoondenken naast psychologisering. Melodie en song versus soundscape. Vijftigplussers larderen het doorgecomponeerde “klassieke” stuk van Tsjechov met gefilterde flitsen van jeugdherinneringen.

Wachten

Oom Wanja gaat inhoudelijk én vormelijk voor een groot stuk over de worsteling van individuele, gefrustreerde verlangens tegen de logge pletwals van een traag veranderend, allesomvattend, passief-repressief wereldbeeld. En vooral over de impact van de tijd daarop, die het beeld van een vertragende wachtkamer oproept. Er wordt rimpelloos gewacht: in elk seizoen, dag en nacht, op een zondagnamiddag - tijdens ruzie, tijdens spel.

In Oom Wanja willen personages voortdurend vertrekken, maar ze dralen ellenlang. En als ze vertrokken zijn, wordt de naschok van het bezoek nog lang gevoeld. “Bezoek” staat voor verandering, maar heeft slechts de impact van een steen in een grote plas: de uitdeinende golfjes komen uiteindelijk tot rust.