willighe vanckenis

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

© Willighe Vanckenis - 2009

EI BLOT TIL LYST

vormgeving – dramaturgische accenten


Alles staat open. Alles is mogelijk en waarschijnlijk. Tijd en ruimte bestaan niet. Op een ragdun laagje werkelijkheid ontluikt de verbeelding en weeft zij nieuwe patronen.”

Uit Droomspel (August Strindberg)

Geïnspireerd door de sprookjesbeelden uit de tekst van Strindberg, en de ambachtelijke machinerie waar ook die Zweedse tovenaar Ingmar Bergman van hield, maken we een voorstelling als een poppenkast. Met minimale toneeltrucs, kaarsen, klokkenspelletjes, stoffen decors, sprookjesachtige kostuums, platenspelers met zwengel.

Artistiek worden we beïnvloed door de vechtende –ismes van de eeuwwisseling (1880-1920) – we laten ons inspireren door Edvard Munch, Carl Larsson,Vincent Van Gogh, Edvard Grieg, Eric Satie. Scandinavische invloed was er zeker ook door het Zweedse kasteel Svartsjö, in Mälaren. En filmische bronnen waren The Innocents (Jack Clayton), en Alice (Jan Svankmajer) en zéker Fanny Och Alexander (Ingmar Bergman). En heel even de sixties - The Mamas And The Papas: hemelse stemmen en symbolen van vrije lust. En tragiek.

 

 

Een jonge man trekt over een landweg samen met veel andere mensen. De weg voert over een rotsige vlakte waar niets groeit. De zon brandt onbarmhartig van de morgen tot de avond. Nergens vinden de mensen koelte of schaduw. Een verzengende wind blaast enorme stofwolken op. De jonge man wordt gedreven door een vreemde onrust en hij wordt gekweld door een vreselijke dorst. Soms vraagt hij aan zichzelf of z’n medereizigers wat het doel is van hun reis, maar het antwoord is onzeker en ontwijkend. Zelf is hij vergeten waarom hij aan de reis was begonnen. Hij is ook z’n vaderland vergeten en de bestemming. Plotseling bevindt hij zich op een avond in een bos. De avond valt en alles is stil. Alleen de wind ruist heel zacht in de bomen. Hij kijkt verwonderd om zich heen, maar hij is ook bang en achterdochtig. Hij is alleen en hij ontdekt dat hij slecht hoort. Z’n ogen zijn ontstoken geraakt door het felle licht. Z’n mond en keel zijn uitgedroogd van de lange reis. Z’n lippen zijn gebarsten. Hij knijpt ze samen en uit vloeken en harde woorden. Daardoor hoort hij niet het gekabbel van stromend water. Hij ziet niet de weerspiegeling in de schemering. Doof en blind staat hij aan de kant van de bron en hij weet niet dat het water er is. Als een slaapwandelaar dwaalt hij tussen de plassen door. Z’n blindheid is opmerkelijk en weldra is hij terug op de weg in het brandende schaduwloze licht. Op een avond zit hij bij het kampvuur bij een oude man die de kinderen vertelt over de bossen en de bronnen. De jongeman herinnert zich wat hij heeft meegemaakt, maar vaag en onduidelijk, als in een droom. Hij wendt zich sceptisch doch beleefd tot de oude man en vraagt: “Waar komt al dat water vandaan?” “Dat komt van een berg waarvan de top gehuld is in een enorme wolk.” “Wat is dat voor wolk?” vraagt de jonge man. De oude man antwoordt: “In ieder mens leeft hoop, angst en verlangen. Ieder mens schreeuwt z’n vertwijfeling uit of draagt hem mee in z’n hart. Sommige mensen bidden tot een god, andere mensen roepen in de lege ruimte. Deze vertwijfeling, deze hoop, deze droom van verlossing, al die noodkreten en tranen verzamelen zich over duizenden jaren en condenseren in een enorme wolk rond een hoge bergtop. Uit de wolk stroomt de regen over de berg. Er ontstaan beken en rivieren die door het grote bos stromen. Zo ontstaan de bronnen waar je je dorst kunt lessen, waar je je verbrande gezicht kunt wassen, en de blaren op je voeten kunt koelen. Iedereen heeft gehoord van de bronnen, de berg en de wolk, maar de meeste mensen blijven angstig op de stoffige weg in het felle licht.” “Waarom doen ze dat?” vraagt de jongeman verbijsterd. “Dat weet ik niet,” antwoordt de oude man. “Misschien denken zij en anderen dat ze hun onbekende bestemming voor de avond bereiken.” “Welke onbekende bestemming?” vraagt de jongeman. De oude man haalt z’n schouders op. “Waarschijnlijk is er geen bestemming. Het is bedrog of fantasie. Ik ben zelf op weg naar de bossen en de bronnen. Ik was er toen ik jong was en nu probeer ik de weg terug te vinden. Dat is niet makkelijk, zeg ik je.” De volgende ochtend gaan de jonge en de oude man op weg op zoek naar de berg, de wolk, de bossen en de kabbelende stromen.

Uit Fanny och Alexander (Ingmar Bergman)




What makes life the sweetest
Bestest and completest?
Not a big dollhouse or a Mickey Mouse
But the right somebody to love

Ice cream, cake and candy
May be fine and dandy
But if you ask me
They aren’t one two three
To the right somebody to love